Herinneringen aan Jozeboko
Door: Lex Pront
Na mijn onderduiktijd in Haarlem – mijn ouders hadden als zo velen de oorlog niet overleefd – werd ik opgenomen in het gezin van mijn vaders oudste broer in Amsterdam.
In de zomervakantie van 1948 ging ik met mijn nichtje Eefje logeren in Jozeboko te Wijk aan Zee. Wij waren toen beiden 8 jaar oud.
Jozeboko is een afkorting voor ” Joodsche Zee en Bosch Kolonie”, want het huis dateert van voor de oorlog, vandaar de oude spelling.
Het stond midden in de duinen en het was voor stadse bleekneusjes heerlijk om in de frisse zeelucht te verblijven.
Het was een erg groot huis, dat het gehele jaar open bleef, maar in de zomer logeerden er soms wel 80 kinderen en dan hadden we het erg gezellig met elkaar.
Op de begane grond was een enorme eetzaal die grensde aan de keuken. Tussen de middag werd warm gegeten. Ik was een zeer slechte eter en had de nare gewoonte om het voedsel meteen nadat ik het had doorgeslikt weer terug te geven. Dit werd de leiding te gortig en na rijp beraad werd besloten, dat ik net zo lang aan tafel moest blijven zitten totdat ik de smurrie die ik terug in mijn bord had gespuwd weer had opgegeten! Bah, maar… het heeft wel geholpen want na die akelige ervaring at ik mijn bordje leeg zonder over te geven.
Op de bovenetage waren de jongens en meisjes slaapzalen en een paar kleinere kamers voor de leiding. Rondom het huis liep een grote tuin vanwaar je meteen de duinen in kon lopen. Als het weer het toeliet gingen we naar het strand waar op een afgebakend stuk een grote keet was neergezet. In deze keet aten we dan gezamenlijk en … er werd ook gebensjt, want de Joodse Riten werden goed in ere gehouden. Dit was voor mijn nichtje en mij een heel fijne ervaring want thuis werd aan Joodse tradities niet veel gedaan.
Na de zomervakantie gingen de meeste kinderen naar huis terug. Met nog een paar kinderen bleven mijn nichtje en ik in Jozeboko achter, omdat mijn tante graag van de mogelijkheid gebruik maakte om wat langer tot rust te komen. Wij gingen dus in Wijk aan Zee naar school. Ik herinner me goed meester Wortelboer uit de derde klas. Na enige tijd op school te hebben gezeten kreeg mijn nichtje veel last van heimwee en ze mocht terug naar Amsterdam.
Ik bleef alleen achter en had het daar erg moeilijk mee. Gelukkig was ik er niet helemaal alleen. Ik herinner mij nog goed dat ook Johnny Slier, Loeti Vischraper en Joop van Praag mijn lotgenoten waren. Tijdens de herfst- winter en paasvakantie liep het huis weer vol met kinderen en werd het weer gezellig.
Ook mijn nichtje kwam terug en we verheugden ons op Seideravond. Helaas kreeg ik vlak voor Pesach hoge koorts en moest in bed blijven.
Daar lag ik dan, alleen op die hele grote slaapzaal! Gelukkig kreeg een van de leidsters medelijden met mij en haalde mij op Seideravond, dik ingepakt om de anderen niet aan te steken, naar beneden. Zo werd het toch nog een fijne Pesach.
Toen mijn nichtje na de vakantie weer naar huis ging, liet ze mij verdrietig achter. Ze had erg met mij te doen en heeft haar ouders gevraagd of ik ook weer naar huis mocht komen. Terug in Amsterdam, bleek ik een jaar achter te lopen bij mijn klasgenoten en dus werd ik terug geplaatst naar de tweede klas.
Dat was een bittere teleurstelling! In latere vakanties zijn mijn nichtje en ik niet meer in Wijk aan Zee geweest, omdat mijn oom en tante vanaf 1949 een vakantie huis in Zandvoort hebben gehuurd. Erg spijtig hebben we dat beiden niet gevonden!